Verlaging van de grondbewerkingsintensiteit leidt tot meer koolstofvastlegging in de bovenste bodemlaag. Ook nutriëntenconcentraties nemen toe evenals de biologische activiteit. Keerzijde van deze effecten is vaak een (ongewenste) verhoging van de uitstoot van CO2 of lachgas.
In het TRACE-Soils project (onderdeel van het European Joint Programme SOIL) is gekeken naar maatregelen om koolstofvastlegging in landbouwgronden te bevorderen. In een projectconsortium van acht partners verspreid over Europa is onderzoek gedaan naar de effecten (zowel positief als negatief) die optreden bij deze maatregelen. Daarbij kan gedacht worden aan verhoogde of verlaagde risico’s op nutriëntenemissies zoals nitraatuitspoeling of lachgasemissie (lachgas is een sterk broeikasgas), maar er is ook gekeken naar effecten op de micro- en macrofauna in de bodem. Via verschillende routes zijn deze effecten in kaart gebracht.
Literatuurstudie
Allereerst is een literatuurstudie uitgevoerd naar wetenschappelijke artikelen over de genoemde effecten. Hiervoor zijn studies geselecteerd die zich richten op het verhogen van het bodemkoolstofgehalte door:
- het verminderen van grondbewerkingsactiviteiten;
- het verhogen van de diversiteit in landbouwsystemen (denk aan gewasrotaties en strokenteelt);
- het verhogen van de aanvoer van organische stof, bijvoorbeeld met dierlijke mest of compost.
Uit de literatuurstudie kwam naar voren dat bovenstaande maatregelen vaak effectief zijn voor het verhogen van het bodemkoolstofgehalte, onafhankelijk van de klimaatzone waarin de maatregelen plaatsvinden. Ook bleek dat het effect toeneemt in de tijd. Er treden in veel gevallen echter ook ongewenste effecten op zoals een hogere uitstoot van CO2 of lachgas. De effecten op de bodemstructuur en op de aanwezigheid en diversiteit van het bodemleven zijn vaak wel weer positief.
Lange-termijnmetingen
Naast de literatuurstudie zijn er metingen uitgevoerd in 7 lange-termijnexperimenten met een vergelijkbare opzet in Nederland, Frankrijk, Denemarken, Litouwen, Spanje, Zweden en Zwitserland (zie kaart). In al deze experimenten zijn drie verschillende grondbewerkingsregimes vergeleken. Als Nederlandse inbreng is een deel van het BASIS-experiment in Lelystad bemonsterd. In de verzamelde monsters is een breed scala aan bodemchemische, -biologische en -fysische parameters bepaald. Uit de resultaten blijkt dat, ondanks de grote variatie tussen de verschillende experimenten, het verlagen van de grondbewerkingsintensiteit over het algemeen leidt tot een verhoging van de hoeveelheid bodemkoolstof in de bovenste bodemlaag (0-10 cm). Voor de Nederlandse locatie was dit effect minder duidelijk dan voor sommige andere locaties. In dezelfde laag (0-10 cm) zijn gemiddeld over de 7 locaties ook verhoogde concentraties van nutriënten zoals stikstof en fosfaat te vinden en ook de biologische activiteit is er hoger in vergelijking met conventionele grondbewerking.
Het operationele deel van het TRACE-Soils project is officieel beëindigd in februari 2024. Na afronding van de gegevensanalyse zullen de resultaten meer in detail worden gecommuniceerd.